(1817-1891)
Zijn leermeesters waren Bart van Hove en Wijnand Nuijen. Tussen 1831 en 1835 liep hij academie in zijn geboortestad en van 1839 tot 1840 opnieuw.
In 1835 maakte hij een reis in Duitsland en deed er Keulen en Koblenz aan, samen met Salomon Leonardus Verveer. In 1837 bezocht hij Antwerpen en in 1838 stak hij door naar Frankrijk, waar hij Rouen en Parijs aandeed, nu in het gezelschap van Cornelis Kruseman.
Op 3 april 1851 huwde hij de schrijfster Anna Louisa Geertruida Bosboom-Toussaint.
Bosboom was lid van de Pulchri Studio, het Genootschap ‘Arti Sacrum’ (Rotterdam) en de Hollandsche Teekenmaatschappij (Den Haag). Hij was leraar van Maria Bilders van Bosse en Willem Frederik de Haas (1830-1880). Hij is nagevolgd door Jos Laurenty en had invloed op Johan Paul Constantinus Grolman. Hij werd in 1856 ridder in de Leopoldsorde.
Bosboom was een voorloper van de Haagse School. De meesterlijke wijze waarop hij het impressionistische licht in zijn kerkinterieurs verwerkte, maakte hem tot een der belangrijkste Europese schilders in dit genre.