Geitje in de stal
Bijzonder sfeervol stalinterieur in Haagse School- stijl van een nog jonge Henk van Leeuwen.
Olieverf op oud eiken paneel, 27 x 35 cm.
(verkocht)
Henk van Leeuwen v.o. (1890-1972)
'Hoera! Hoera! Zoo begin ik heden en zou het willen uitschreeuwen van plezier'.
Dit is het begin van een lange brief die Henk van Leeuwen in 1910 ontving van zijn vriend Jan. Hierin beschreef hij onder andere het bezoek dat de schilder Jan Toorop hem bracht. Tijdens dat bezoek liet Jan ook enkele werken van de jonge
kunstschilder Van Leeuwen aan Toorop zien en deze was daarover, naast enkele kritische kanttekeningen, overwegend positief gestemd. Het stilleven dat Jan voor het laatst had bewaard, ontlokte echter aan Toorop de enthousiaste uitroep.
'Ja dat is een schilder, zie, zoo moet het zijn'.
Deze bemoedigende brief markeerde het begin van een lange carrière. Henk van Leeuwen was namelijk pas twintig jaar oud toen hij dit schrijven van zijn vriend Jan ontving.
Henk van Leeuwen werd geboren op 22 januari 1890 in Ter Aar.
Een jaar later verhuisde het gezin naar Oudewater. Hier bracht Henk zijn jeugd door en dienden zijn kunstzinnige aspiraties zich voor het eerst aan toen hij als twaalf jarige jongen tekeningen in de omgeving maakte.
Niet geheel ongebruikelijk vonden deze aspiraties weinig weerklank bij vader Van Leeuwen, die er op stond dat zijn zoon een 'vak' leerde. Een compromis tussen deze uiteenlopende verlangens werd gevondon in de betrekking van leerling huisschilder. Met het oog op zijn latere carriere bleek dit echter een uitstekende start te zijn. Henk raakte bekend met de verschillende soorten pigmenten en leerde de fijne kneepjes van het verf wrijven en vermengen met olie op een marmerplaat. In 1905 vond Henk van Leeuwen zijn eerste leermeester in
de landschapsschilder Alexander J.J. van der Voo in Hekendorp. Deze leerperiode was van korte duur, want nauwelijks een jaar later besloot Henk zijn eigen weg te gaan. Blijkbaar met gunstig resultaat, getuige de brief van zijn vriend uit 1910.
In 1914 verhuisde Van Leeuwen naar De Haag. Voor een kunstenaar in ontwikkeling waren de mogelijkheden in Oudewater blijkbaar toch iets te beperkt.
Zijn enige tentoonstelling in Oudewater vond pas plaats in September 1926. De journalist van de Plaatselijke krant schreef toen paf te staan van wat hij zag en spoorde zijn stadsgenoten aan te gaan kijken en te 'genieten van werkelijke kunst, iets wat gewoonlijk alleen in groote plaatsen te vinden is'.
Zijn band met het stadje waar hij opgroeide raakte nooit
geheel verbroken. Toen Van Leeuwen merkte dat schilderende naamgenoten hun werk voor het zijne lieten doorgaan signeerde hij voortaan met de toevoeging v.O., Henk van Leeuwen van Oudewater. Een andere reden om naar Den Haag te gaan was zijn ontmoeting met Mies Jansen, met wie hij in 1919 in het huwelijk zou treden.
In de hofstad maakte hij kennis met Willem de Zwart, die daar op dat moment een van de toonaangevende schilders was. De Zwart had de bloeitijd van de Haagse school meegemaakt en beheerste een breed scala aan onderwerpen: landschappen, stadsgezichten, portretten, figuren en stillevens, weergegeven in
een naturalistisch- impressionistische stijl. Dit 'all round' vakmanschap moet Henk van Leeuwen zeer hebben aangesproken. Hoewel hij geen leerling van Willem de
Zwart werd, ontving Van Leeuwen toch vele aanwijzingen van zijn oudere collega. De Zwart moet zijn talent snel hebben onderkend en hebben getracht zijn onstuimige schildersdrift in goede banen te leiden. Het ontbrak Henk dan ook niet aan durf en werklust.
De kritieken, die naar aanleiding van zijn eerste tentoonstellingen verschenen, waren doorgaans positief van toon maar vermelden wel dat de schilder een 'borrelenden wel eens overkokenden- drang zich te uiten' had. Dezelfde criticus Schreef in 1916 dat van Leeuwens 'willen nog niet ten volle beheerscht wordt door het kunnen'. Toeval of niet, in dat zelfde jaar liet hij zich inschrijven aan de Haagse Akademie voor Beeldende Kunsten, wellicht om dit 'kunnen' een betere basis te geven.
Vanaf 1926 studeerde hij regelmatig in Parijs aan de Ecole Julian in de Rue du Dragon en de Académie Colarossi aan de Rue de la Grande Chaumière. Het aan deze academies geldende impressionisme en meer specifiek het luminisme hadden een grote invloed op Van Leeuwen. Het accent in zijn werk verschoof naar het weergeven van het licht en de effecten van het licht. Dit werd bestudeerd door te werken naar de vrije natuur, in het zonlicht. Zijn kleuren werden lichter en vervingen het wat sombere, donkere palet, dat tot dusverre zijn werk gekenmerkt had en dat herinnerde aan het werk van Willem de Zwart. Inmiddels woonachtig in Voorburg, bleef van Leeuwen
regelmatig exposeren in Den Haag, waar hij ondermeer lid was van de Haagse kunstkring en van Pulchri Studio. Op een expositie van de Federatie van Beeldende Kunstenaars in de Koningklijke Kunstzaal Kleykamp in 1925 werd zijn 'winter te Veur' aangekocht door koningin Wilhelmina. Het waren vooral zijn winterlandschappen die de aandacht trokken van bezoekers en critici en waaraan Van Leeuwen een groot deel van zijn bekendheid zou danken. Zijn verblijf in Parijs en later ook in Bretagne, waar hij o.a. samen met Ben Viegers het
schilderachtige plaatsje Concarnaubezocht, de Midi en de Rivièra leverde hem tal van onderwerpen, met name het zonnige zuidelijke landschap, die hij in een vlotte toets op het doek zette in een kleurig palet. 'Als volbloed impressionist observeerde hij het licht in alle weersomstandigheden, bij ochtend en avond, onder de noordelijke zowel als onder de zuidelijke zon'.
Met zijn Quai de l'Hotel de Ville, trok hij wederom koningklijke aandacht en ten tweede male belande een van zijn doeken in de verzameling van koningin Wilhelmina.
Henk van Leeuwen exposeerde zijn werk regelmatig in groepstentoonstellingen.
Meer dan eens deelde hij de wanden met schilders als Han van Meegeren, Ben Viegers, Jan Cossaar, Co Breman, Theo Goedvriend, Anton Molkeboer, Fred Brouwer en Jeane Bieruma Oosting.
Vanaf 1930 woonde van Leeuwen met zijn gezin wederom in Den Haag. Zeven jaar later trok de familie echter weer terug naar Voorburg, naar het grote huis aan de Weverslaan, dat Henk in een opwelling had gekocht vanwege de prachtige zolderruimte die hij als atelier wilde gebruiken.
In dit alelier ontstond een groot deel van zijn oeuvre volgens eigen zeggen zo'n 5000 schilderijen en het bood indien nodig onderdak aan zijn leerlingen.
Veel vaker echter trok hij er met zijn leerlingen opuit en ging naar Broeksloot, niet alleen om te schilderen maar vooral om te leren kijken.
Tussen de bedrijven door vond Van Leeuwen ook nog tijd om te reizen. Na Duitsland en Frankrijk werden nu ook Italië en Spanje verkend. Het felle zuidelijke licht gaf hij weer met een indringend fel kleurgebruik. Weer terug in Nederland, in zijn Voorburgse atelier, schakelde hij moeiteloos over op de gedempte tinten waarmee hij het door de vochtige atmosfeer omfloerste licht van het Hollandse landschap verbeelde.
'Zeer verrast' was de reactie van de bijna zeventigjarige meester toen hij in 1959 de Publieksprijs van de Haagse Salon in ontvangst mocht nemen. Zijn ingezonden Zelfportret kreeg verreweg de meeste stemmen en liet inzendingen van Hessel de Boer en Jan van Heel ver achter zich.
Het indringende portret dat van Leeuwen van zichzelf schilderde, was bijna achteloos op het atelier ontstaan. 'Kom, ik ga even mijn penselen schoonmaken' was een veel gebezigde
uitdrukking van Van Leeuwen, wanneer hij s'avonds nog even naar zijn atelier ging. Dat 'even' duurde dan vaak uren 'Ja, dan zoek je een plankje of een doek om de overtollige verf uit je penselen te smeren, ineens krijg je zin en dan zet je wat op, een vaas, een voorwerp, of je eigen spiegelbeeld'.
Het winnen van de Publieksprijs plaatste de schilder weer volop in de belangstelling en resulteerde nog geen twee jaar later in een grote overzichtstentoonstelling in het Haagse panorama Mesdag. In de pers verschenen vrijwel uitsluitend positieve berichten waarin Van Leeuwen 'een spontaan en goed schilder, een vermetel kolorist en een scherp waarnemer' werd genoemd. Met een zekere opluchting constateerden de critici dat hij de
traditie van de Haagse school was trouw gebleven en zich niet had laten verleiden 'tot het meelopen met de noviteiten, die thans algemeen bon ton zijn'. Men haastte zich overigens te verklaren niet tegen de abstrakte kunst te zijn, maar Van Leeuwens werk werd duidelijk verkozen boven dat van zijn jongere collega's en
de lezers kregen dan ook het advies terstond na het Panorama Mesdag te gaan, teneinde van het werk van een echte schilder te kunnen genieten.
Met het stijgen der jaren trok van Leeuwen zich meer en meer terug in zijn atelier. Het aantal tentoonstellingen nam af, dit echter in tegenstelling tot zijn werklust, die onverminderd bleef. Ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag verschenen in de pers diverse artikelen, waarin de bejaarde meester geducht van zich deed spreken en zich bepaald nog niet afgeschreven voelde.
Gelouterd door meer dan zes decennia schilderen bleef hij vasthouden aan zijn overtuiging en zijn wijze van zien, alsof de woorden van Jan Toorop 'Ja dat is een schilder, zie, zoo moet het zijn', ook zestig jaar later nog nagalmden in zijn oren.
Henk van Leeuwen overleed op 23 augusteus 1972 in Voorburg.
Vrij naar een artikel van A. Kwakernaak, geschreven als begeleiding van een tentoonstelling van Henk van Leeuwen in Museum Rijswijk (1991).