Boerenhuisje - verkocht
Olie/doek op paneel 26x33 cm
Prijs klasse tussen 500 en 1500 Euro
Hugo van Schaik (1872-1946)
Hugo Willem Carel (Hugo) van Schaïk had evenals zijn vier jaar jongere broer Willem Henri al jong belangstelling voor tekenen en schilderen. Hun vader nam dit voor kennisgeving aan en bestemde zijn beide zonen tot het beroep van timmerman, dat hij zelf ook uitoefende. Na de lagere school kwamen de broers dan ook in het vak en konden ze hun liefhebberij slechts in hun vrije tijd bedrijven. Een toevallig contact met de in hun dorp logerende kunstschilder Christoffel Bisschop, die o.a. leermeester van Stortenbeker was geweest, leidde ertoe dan de broers een opleiding gingen volgen aan de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Contacten met Jozef Israëls en Paul Gabriël, die ze daar via Bisschop leerden kennen, droegen verder bij aan hun vorming. Na hun studie scheidden de wegen der broers. Willem ging naar het Gooi, waar hij een goede sociale positie wist te verwerven. Hugo kwam in 1922 in Meppel terecht. Zijn leven verliep, financieel gezien althans, moeizamer. Geld had hij meestal niet voorhanden en als hij dat had wist hij er niet goed mee om te gaan. Met de hulp van velen, die hem iets toestopten, aan tafel noodden, wist Hugo de Mondaine, zoals zijn bijnaam luidde, zich toch, mét een zekere zwier, staande te houden. Zijn atelier was een oude schuur, vastgebouwd aan een kas in de tuin van een bloemenzaak. Bloemen schilderde hij graag, evenals landschappen, heide- en stadsgezichten en doos wild. Samen met Albert Torie, een andere Meppeler schilder, trok hij er graag op uit om in het weide- en watergebied rond de stad te werken. Bij het ouder worden verslechterde zijn gezondheid en raakte hij enigszins in de versukkeling. Uitgeblust overleed Hugo van Schaïk in 1946 in Meppel. Sinds 1973 kent de stad een Hugo van Schaïklaan. literatuur: Bé Doorten, “Meppel en zijn schilders”, (Meppel, 1985)